Men schrijft uit Edam het volgende aan De Standaard:
Het drama Bulkley, nog versch in aller geheugen liggend en nauwelijks afgespeeld, heeft hier, zij 't op minder groote schaal en met minder vertoon, zijn evenknie gevonden. Het echtpaar W. torste reeds sedert jaren de huwelijksketen, die, hoe zwaar ook soms, hier in al haar gewicht gevoeld werd en aan vrouw en man beiden een ondragelijken last oplegde. Hoezeer toch de echtelieden hun kinderen als de appels hunner oogen beminden, was er niets ter wereld in staat om de tusschen beide bestaande kloof te dempen of de verbittering eenigermate te verminderen. Ten slotte besloten ze van elkander te gaan; doch wat, met de kinderen aan te vangen?
»De man nam de twee oudste jongens mee naar zijn ouders, liet het jongste kind zijn vrouw ter verzorging over en verbood haar, ooit naar de anderen te komen zien.
»Doch de liefde der moeder was te sterk, dan dat zij zich door een dergelijk verbod zou laten weerhouden. **
«Terwijl 'zij zich, om in het onderhoud van haar en haar kind te voorzien, beijverde op eerlijke wijze haar brood te verdienen, en o. a. les gaf in de handwerken, stierf de vader van haar man, en werd ook deze, evenals de twee kinderen, die hij bij zich had, ziek. Zoodra dit der moeder ter oore kwam, spoedde zij zich in noodweer en koude naar Edam, om haar kinderen te zien, doch dit werd geweigerd. De man herstelde intusschen, ook de kinderen, die weder de bewaarschool te Edam bezoeken. Op zekeren dag kwam de moeder de kinderen op den weg naar de school tegen; zij grijpt het oudste van hen, en loopt, alsof de dood haar op de hielen zat, den weg naar Monnikendam op. W., onderricht geworden van het gebeurde, begeeft zich naar den burgemeester die afwezig is — wat niemand zal verwonderen, als men weet, dat de goede man maar éen lichaam heeft en vele functien bekleedt, o. a. die van schoolopziener — en gaat zijn vrouw na, vergezeld van den politieagent D., die het evenwel beter vond een juist vertrekkende postkar te bestijgen en het rijdende te doen. Dit had tengevolge, dat de vrouw met het kind spoedig werd ingehaald. De politieagent dorst haar evenwel niet arresteeren; hij vroeg alleen het kind of het bij zijn moeder wilde blijven, en op het toestemmend antwoord, liet D. de vrouw haars weegs gaan, die terstond door eenige particulieren, welke W., uit vrees voor onheilen, waren gevolgd, werd ondersteund en verzorgd. W. moest onverrichterzake terugkeeren naar Edam, en moet daar als een bezetene hebben geraasd, omdat er niemand was, die hem (naar hij meende) recht kon verschaffen.
»Wat de gevolgen dezer zaak zullen zijn, valt nog niet te zeggen, en of de rechter er in betrokken zal worden, evenmin.ee
ln het Standaard-verhaal over de wegvoering van een kind uit Edam door de moeder,werd gezegd »dat het drama-Bulkley hier zijn evenknie gevonden heefu Dit vindt het te Edam verschijnende N. Holl. WMd. wat kras, en het zegt verder:
Het drama Bulkley Het is om van te ijzen! Het verschil tusschen beide drama's is waarlijk te groot. Daar een grootmoeder die eenige kinderen wil ontvoeren van den vader-weduwnaar, hier een moeder die éen zoontje medeneemt. Daar een dagen lang vooruit beraamd complot, met voor grof geld gehuurde medehelpers, vergiftiging van een hond, peper om in de oogen te strooien; hier een vrouw en een meisje zonder iets van dit alles. Daar de ure van middernacht, hier de klaarlichte dag. Daar een huis waarin met list toegang moest gezocht worden, hier de voor ieder open liggende openbare straat; daar een afgehuurd stoomschip om de zee mede over te steken, hier een wandeling naar een bekend adres in een bekend naburig stedeke. . . .! Eer er nevens de Leidsche giftmengster of het »Apeldoomsche« drama, een »Edamsche« kinderroof in de gesohiedboeken kan opgeteekend worden, moet er meer gebeuren; wat, hopen wij, nooit gebeuren zal.