De Bulkley-quaestie schijnt opnieuw te moeten ontbranden.
Onder dagteekening Scheveningen 18 November, is bij de Tweede Kamer een adres ingekomen van «Maria Catharina Bekking, weduwe van den Heer Robert Ward Bulkley. Twee dingen wenscht ze.
Zij heeft gehoord dat er een Koninklijk besluit tot kwijtschelding van haar verderen straftijd bestaat en vraagt nu de tusschenkomst van de Kamer om een afschrift er van.
Aan den Minister van Justitie verzocht zij dit reeds, doch deze vond geen termen er toe.
Verder heeft zij in de gevangenis, op aanraden van haren rechtsgeleerden raadsman, eene Verklaring geteekend van dezen inhoud: »lk ondergeteekende Maria Catharina Bekking, weduwe van den heer Robert Ward Bulkley, wonende te s-Gravenhage, beloof en verbind mij plechtig, om, wanneer ik mijn vrijheid mocht wederkrijgen, op geenerlei wijze eenige poging hoe ook genaamd aan te wenden omde kinderen van Mr. Hoek te Apeldoorn onder mij te krijgen, mij speciaal daarbij verbindende, om, zoolang genoemde Heer daar verblijft, nimmer te Apeldoorn of omstreken te komen.
Zoolang die verklaring bestaat zal zij er zich naar gedragen, maar zij is tot inzicht gekomen, dat die niet rechtvaardig is en roept nu de tusschenkomst van de Kamer in om die verklaring terug te ontvangen.
Ook hiervoor had zy zich tot den Minister gewend, en hetzelfde antwoord van geen termen, gekregen.
22/11/1886