zaterdag 16 april 2011

Ontijdig doch voorspoedig bevallen

Ontijdig doch voorspoedig bevallen van een ZOON M. C. BULKLEY BEKKlNG. 's Gravenhage , 5 Januarij 1852. (388) J*

Bevallen van een ZOON, M. C. BULKLEY—BEKKING. 's Gravenhage, den 24 Januarij 1853

BURGERLIJKE STAND. 20 April. BEVALLEN: J. H. E. de Monyé, geb. van Velzen , d.J. van Hulsentop, geb. Vrolijk, d. — J. M. Aarts, geb. Kemink, z. — M. C. Bulkley, geb. Bekking, d.

maandag 11 april 2011

voordragt

Wij maken onze lezers opmerkzaam op de voordragt van den heer Bulkley, aanstaanden Maandagavond in de Zaal Diligentia , ten voordeele der armen , te houden.
Het hoogst belangrijk onderwerp: Byron, behandeld door iemand , die beide talen zoo goed magtig is als de heer Bulkley , belooft zeker dm beoefenaars van letterkunde een belangwekkenden avond. (Zie Advertentie.)
06-02-1859

zondag 10 april 2011

dankbetuiging

Gravenhage, 25 April 1857.
De ondergeteekende betuigt, bij deze, zijnen dank voor de blijken van belangstelling bij de bevalling zyner echtgenoote ondervonden.
's Gravenhage , 1 Mei 1857. R- W. BULKLEY.

woensdag 6 april 2011

Ex uno disce Omnes

Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur!

Ex uno disce Omnes.

Meer dan een jaar lang werd ik op allerlei wijze besproken en heb dit stil laten gaan, omdat ik vertrouwde, dat als de zaak van de ontvoering van mijn zoontje ter openbare terechtzitting van het Hof kwam, de waarheid aan het licht zoude komen. Ik heb daarom gezwegen van de wijze waarop de instructie gevoerd werd; ik heb gezwegen ofschoon een medeplichtige aan een zoo ernstig misdrijf, een vreemdeling, niet alleen in het geheel niet vervolgd werd, maar ongemoeid bleef, ofschoon de Justitie er kennis van gekregen had, toen hij op het eind des vorigen jaars Holland bezoeken zoude; ik heb over nog veel ergers gezwegen, altijd in de hoop dat het onderzoek ter terechtzitting mij recht zou doen wedervaren.

Het tegendeel is waar geweest. Leugen en laster hebben vrij spel. Te vergeefs meldde ik mij heden aan om alsnog als getuige gehoord te worden, al had ik mij gisteren daarvan verschoond. Ik deed het toen omdat ik niet getuigen wilde tegen de grootmoeder mijner kinderen, terwijl ik niet voorzien kon wat ter openbare terechtzitting zoude voorvallen. In hetgeen gezegd is, mocht ik niet berusten, en bood daarom op grond van artt. 203 en 204 strafv. aan alsnog getuigenis af te leggen. Nu ik daartoe de gelegenheid niet gehad heb, moet ik openlijk opkomen tegen de gisteren ter mijner bezwaren afgelegde getuigenissen, lk verklaar die in hoofdzaak leugenachtig en zal te zijner plaatse en tijde klachten indienen. Vooral verklaar ik de aantijging van een bepaald misdrijf lasterlijk, en heb de eerste stappen tot het dienen eener klacht reeds gedaan. Wat de getuigenissen betreft, wil ik een enkel feit uit velen aanhalen. De getuige Betsy Schlingermann- Bulkley verklaarde, volgens het Dagblad, «dat tusschen de beschuldigde en haar overleden zuster steeds hartelijke genegenheid bestaan had» en volgens het Vaderland, dat ik haar zuster tegen de moeder had opgezet«. En diezelfde getuige schreef op 9 Juni 1883 in een brief handelende over de ontzegging van mijn huis aan de Wed. Bulkley de volgende zinsneden: «You know Mary was often very angry with Mamma but she never refused Mamma the house« (Gij weet dat Mary dikwerf zeer boos was op Mama, maar zij ontzeide haar nimmer het huis) en verder: «Formerly, dear Isaac, you yourself ofter said to Mary, and so did I,*that she ought to be kinder and more respectful to Mamma.(t (Vroeger zeidet gij, waarde Isaac, evenzeer als ik, dikwerf tegen Mary, dat zij liever en eerbiediger tegen Mama moest zijn). Men ziet hieruit voldoende welke waarde toe te kennen aan de verklaring der getuige Betsy Schlingermann. Maar tevens leert men er ook uit welke waarde de getuigenis van Mr. A. F. de Bas heeft, die nog wel onder eede (zie Vaderland) in gelijken zin verklaard heeft. De grootte zijner waarheidsliefde kan ik dan ook eveneens zwart op wit bewijzen, terwijl de geheele geest zijner getuigenis zich verklaart uit de omstandigheid, dat ik hem in het openbaar den rug heb toegekeerd, terwijl zijn verdere drijfveeren niet verre te zoeken zijn. Dat ik andere en soortgelijke verklaringen met stilzwijgen voorbij ga, zal men begrijpen. A bon entendeur demi mot suffit Daar mij alle bladen niet bekend zijn die een overzicht van het geding gaven, verzoek ik allen, die het deden, dit stuk te willen overnemen. Voorloopig laat ik het hierbij. U, M. de R., dank zeggende voor de verleende ruimte. Geloof mij achtend, Uw Dw. Dienaar, Mr. I. H. J. Hoek. Apeldoorn, 10 October 1884.

Dankbetuiging

Ondergeteekenden betuigen hun dank voor de vele bewijzen van deelneming, bij het plotseling overlijden van hun innig geliefde Echtgenoote, Dochter en Schoondochter, MARY BULKLEY.
Mr. I. H. J. HOEK.
Wed. R. W. BULKLEY, geb. M. C. BEKKING.
A. HOEK.
's Hage, 29 Jan. 1883.
31-01-1883

dinsdag 5 april 2011

zilveren ambtsfeest

Wij meenen velen een dienst te doen, wanneer wy nu reeds aan onze lezers mededeelen, dat de heer Robert Ward Bulkley, leeraar in de Engelsche taal en letterkunde aan het stedelijk gymnasium alhier, den eersten November a. s. zyn zilveren ambtsfeest zal vieren. Als groote kunde en ware humaniteit aanspraak geven op de algemeene waardering, dan voorzeker mag men verwachten dat den heer Bulkley op den herinneringsdag aan de 25jarige eervolle vervulling zijner betrekking van vele zijden de treffendste blyken van hoogachting zullen ten deel vallen. Het kan daarbij niet anders, of zijne talrijke leerlingen, oud-leerlingen en vrienden zullen zich vereenigen in den wensch. dat de geschokte gezondheid van den waardigen man weldra weder zal zijn hersteld, waardoor hy zich op nieuw geheel aan zyn ambt zou kunnen wyden.
23-10-1867

zaterdag 2 april 2011

Robert Ward Bulkley jr






Ons jongste Kindje, ROBERT WARD,
bijkans één jaar oud, werd ons heden,
tot onze diepe droefheid, op het alleronverwachtst door den dood ontrukt.
's Gravenhage, R. W. BULKLEY, M. C. BULKLEY—Bekking
17 Januarij 1854.
20-01-1854