zaterdag 26 juni 2010

De weduwe Bulkley

Dit bericht in het Leidsch Dagblad was het begin van een zoektocht naar het verhaal dat er achter schuil ging.



Ingezonden Stukken.
Een stem ten gunste van mevr. Bulkley,
Hoe veel er ook gesproken en geschreven zij over de diep treurige zaak Bulkley—Hoek, wenschen wij toch, naar aanleiding der verklaringen van mevr. Bulkley, haar te verzekeren, dat velen in den lande aan haar woord gelooven, en niet in haar de vervolgende schoonmoeder: maar wèl de trouwe grootmoeder zien. Wij zien in haar de grootmoeder, die gedurende bijna acht jaren — getrouw aan hare belofte aan eene overleden dochter — voor hare twee kleinzoontjes, en vooral voor haar petekind Henry William, met de grootste zelfopoffering gestreden heeft, volhardende al was de strijd nog zóó groot! Wij gelooven haar, als zij verklaart haren Henry veel te lief te hebben, om zelfs de gedachte op te vatten zijn vader te vermoorden. Wij hebben diep medelijden met haar, als wij zien hoe een gedeelte van het publiek, en zelfs de »Staatsanwalt" in den vreemde, zich partij stelt voor den onverzoenlijken vader tegen de grootmoeder, die steeds en immer nog naar verzoening streefde. Wij begrijpen niet, dat als de heer Hoek zijne kinderen waarlijk lief heeft, de oneindige liefde der grootmoeder hem niet tot zachtere gevoelens brengt. Bovenal hechten wij geloof aan de verzekering eener vrouw, die — om getrouw te zijn aan een gegeven woord — moedig naar de gevangenis te Amsterdam ging, al werd de vlucht haar ook nog zoo gemakkelijk gemaakt. Maar er is nog meer. Wij hebben vooral innig medelijden met de twee kleinzoontjes van mevr. Bulkley: arme jongetjes, door hun vader van hunne nationaliteit beroofd, uit Holland verwijderd, gescheiden van hunne geheele familie. Wij denken er aan, dat hun geleerd wordt hunne trouwe grootmoeder met een doodelijken haat te haten en die grootmoeder heeft hen zoo lief