Proces Bulkley,
(Zie Eerste Blad).
De rechtbank is voor de behandeling van deze zaak samengesteld als volgt:
Voorzitter Mr. G. C. Bijleveld (vice-president), rechters Mr. J. 11. André de la Porte, Mr. J. .1. Smits en Mr. Haersolie, rechter-plaatsvervanger; ambtenaar O. M. Mr. G. A. Naliuijs (subst. off.), griffier Mr. C J. A. Spiering (subst. grift.). Als getuigen zijn opgeroepen Mr. Hoek en 19 anderen.
De Officier laat het proces-verbaal lezen van zijne handelingen opgemaakt omtrent het bevel, gegeven ter arrestatie te Arnhem of Emmerik. Deze stukken zijn genoegzaam bekend en vroeger breed omschreven. Daarin wórdt vermeld, dat de Wed. Bulkley allea ontkent en voorgeeft wegens financiëele onaangenaamheden met haren schoon zoon nog laat per rijtuig te Arnhem gekomen te zijn. Zekere Haafkens, te s Gravenhage, zoude daarin betrokken wezen, blijkbaar uit een pakket brieven. Vervolgens geschiedde ook voorlezing van het geboorte-extract van een der kinderen.
De advocaat Van Cappelle beeft als getuigen d décharge 8 personen opgeroepen, Mr. Caroli 3, Mr. Vitringa geen. De namen van de getuigen d charge zijn: Mr. Hoek, Noordhof, Wolff, Vau Angelbeek (2), Scholsser, Smolst, Van der A, Theunissen, Van Essen, Nieuwenhuis, Jager, tiender, Tiel, Poppe, Klomp, v. d. Burg, Vlaskamp, v. d. Vuren. Vervolgens wordt de wed. Bulkley door den President ondervraagd: U erkent grootmoeder der kinderen te zijn?
Zij zegt sinds den dood van hare dochter vervuld te zijn van het plan de kinderen onder hare zorg te nemen, wegens de treurige opvoeding door haren schoonzoon aan hen gegeven. Zij had den toezienden voogd De Bas gevraagd een minnelijke schikking tot stand te brengen om hen somwijlen tezien. Dat werd geweigerd. Eenigen tijd na de uitspraak van het Hof te 's-Gravenhage in het vorige geding, was bij haar het plan opgekomen hen naar Engeland te voeren. Beeds in 1884 werden plannen beraamd. lemand had haar verteld, dat hij van haren schoonzoon ƒ 10,000 had ontvangen om haar te vermoorden. Hij verklaarde het niet te willen doen, doch wel opzichter op de speelplaats te worden. Hij zou zorgen dat zij de kinderen kreeg in haar bezit. Die persoon was genaamd Meerland. Hij vertrok in Juni en zij heeft hem nimmer teruggezien. Later kwam eene vronw, die voorgaf te leven van een pensioen van Meerland en vroeg om onderstand. Zij deed dit niet, waarop deze dreigde naar Mr. Hoek te gaan. Haar naam kent zij niet. - Ze erkent later met juffr. Schlingemann plannen tet ontvoering beraamd te hebben. Deze deed naar Kloppers aan de hand. dien zij niet kende. Deze zou slim, moedig en geschikt zijn. De Heer Schlingemann, te Arnhem, om inlichting gevraagd, gul' geen gunstige informatiën. Toch nam zij hem aan en werd bepaald, dat genoemde juffrouw hem zou opzoeken en met hem spreken voor de overkomst. Kloppers kwam te Apeldoorn, vermoedelijk in Juli voor het eerst. Later gaf zij last om mannen aan te werven. Hij wierf er 3 nadat zij geld voor Amsterdam medegegeven had. In het begin van September kwamen zij bij Mej.Schlingemann te Apeldoorn op een door haar gereserveerde kamer. Zij liet hun eten geven, doch sprak hen niet. Kloppers kreeg last om de kinderen te ontvoeren. Doch wegens loges was het terrein niet veilig en vertrokken de personen. Kloppers ging later opnieuw, 3 Was niet genoeg er moesten meer zijn, en Kloppers vertelde toen na verschillende confe rentiën, dat hij 6 a 8 persoven had. Toen zou op 29 September de uitvoering plaats hebben. Kloppers kwam met 8 man uit Amsterdam; zij kwamen bij baar in een klein huisje bij den speeltuin. Zij gaf toen last het briefje te overhandigen. De last werd gegeven Hoek onschadelijk te maken, niet vermoorden. Zij gaf een zakje peper om hem in de oogen te strooien. De mannen zagen er echter zoo treurig uit, dat, als niet een goed zijn woord had gedaan, zij geen hunner vertrouwd zou hebben. (Hilariteit). Wel bekende zij eerst over een krankzinnige gesproken te hebben, doch later over de kinderen, ƒ 300 in 8 enveloppen gaf zij voor ieder man, doch op verzoek werd ƒ6O vooraf verstrekt voor 't geval de zaak mislukte. Eenigen tijd te voren kreeg Kloppers 550 pond voor het jacht; hij ging dit halen met Mej.S. in Engeland op haar verzoek. Het jacht stoomde van Brighton naar Ostende, om latere orders aldaar af te wachten. Eerst stoomde men naar Grimsby, later op tetegram naar Ymuiden. Den volgenden morgen moest de kapitein onder stoom zijn. Toen de troep van 8 mannen naar Mr. Hoek ging. liet zij den knecht inspannen en wachtte in tegenwoordigheid van Mej. Schlingemann aldaar. Zij leide kleeren enz. voor de kinderen daarin, om terstond naar Amsterdam te gaan. Een nieuw span stond te Soest gereed. Na een paar minuten wachtens kwam een vriend, dien zij weigert te noemen, haar waarschuwen, waarop Kloppers kwam en zeide dat de zaak mislukt was. Kloppers stapte in en reed mee naar Arnhem. Zij nam haren intrek bij baren schoonzoon omstreeks 12 uur. Zij erkent Kloppers vleesch voor den hond gegeven te hebben. Wel heeft zij gezegd, dat hij voorzien moest zijn van een ploertendooder en touwen, doch zij ontkent hem die gegeven le hebben. Zulks is volstrekt onwaar, doch wel een mand in het rijtuig met poesjes voor de kinderen. Nogmaals verklaart zij het plan beraamd te hebben wegens de slechte opvoeding veroorzaakt door aangeleerde huichelarij. Zij erkent volgens de wet geen recht op de kinderen te hebben, doch kan niet verdragen dat aan de kinderen een onware voorstelling over den dood hunner moeder wordt gegeven. Zij achtte het haar plicht. Mr. André de la Porte (rechter) vraagt: waarom zij geloofd moet worden in hare verklaringen, terwijl zij telkens blijken geven van geheel onwaar le wezen. Zij heeft vroeger gezegd overgehaald te zijn, wat niet waar is, terwijl de bewijzen voorhanden zijn dat zij Kloppers vroeger dan zij verklaart meer heeft gesproken. Zij bestrijdt zulks, doch de rechter houdt vol. Mr. Haersolie (rechter) vraagt om ook hier het pakje peper te vertoonen dat zij zegt altijd bij zich te hebhen als naar gewoonte. Dat vond beklaagde geen mooie vraag. Dat geschiedde alleen te Apeldoorn (hilariteit). De Voorzitter krijgt op zijn vraag, of er belooniugen zijn uitgedeeld, ten antwoord, dat vrouw Kloppers ongeveer ƒ 2000 van haar heeft genoten, die zij aan de man overhandigde. het haar vertoonde zakje peper erkent zij als overhandigd aan een man, wien zij zeide: «Als je Izak vermoordt, krijg je niets, hier is pepers. * Mr. Vilringa (verdediger) verzoekt akte te nemen dat Mevr. Bulliley aan Kloppers heeft gevraagd of er nog andere middelen waren om de kinderen te bekomen.
Besch. Kloppers, ondervraagd, zegt dat juffrouw S. in het laatst van Juni bij hem kwam. Zij kende hem wegens vroegere relatie met haren broeder, en deed de vraag, waarna hij zich liet overhalen lot ontvoering van de kinderen. Zij reisden samen naar Apeldoorn denzelfden dag, en hij maakte keunis met de eerste beschuldigde. Middelen werden tusschen hun drieën beraamd in het belang van betere opvoeding. De afspraak was: desnoods met geweld. Hij ging vaar Amsterdam en ontmoette daar mevrouw met Enter, die ook reeds ingelicht bleek Beze nam personen aan, waaronder ook Angelbeek. 'tGold^ volgens voorgeven, het vervoeren van een krankzinnigen man. Angelbeek zorgde voor de andere 3 man (hierop volgt ongeveer dezelfde verklaring als van Mevrouw Bulkley.) Hij sprak alleen met Angelbeek, en deze zorgde* voor personeel. Hij erkent peper van Mevrouw Bulkley ontvangen te hebben, Hij ging mede om den weg te wijzen. Geweld mocht niet worden gebruikt, ten minste geen misdaad; dan werd niets betaald. Noordhof ging als voorman, Kloppers ging achteraf om het gezicht op het huis te houden. Wanneer Mr. Hoek onschadelijk was, zou hij een van de kinderen en Noordhof het andere ontvoeren. Hij kende de localiteit uiet, hij gaf geen vleesch aan den hond, doch een dier mannen. Geen touw is ook medegenomen.
't Verhaal van mislukking volgt — mislukt, daar by Bloemen in het logement menschen buiten kwamen. Hij waarschuwde Mevrouw het eerst, doch deze bleek reeds daarvan kennis te dragen.
De Officier van Juslitie beweert dat hij onwaarheid Spreekt Doch Kloppers houdt vol, en zegt dat hij tegenover den Officier in Arnhem geen onwaarheid durft spreken. Voor zijne bemoeiingen heeft hij persoonlijk niets genoten, wel een enveloppe van Mevrouw voor zijne vrouw; doch wat daarin zat, weet hij nog niet. Zijne vrouw vertelde hem niets.
De Voorzitter vertoont hem het pakje, behelzende vleesch en beenen voor den hond enz. Hij weet niet van wien hij dat heeft gekregen: hij was te gehaast. De revolver was zijn eigendom. Hij had die van den eigenaar van het jacht medegenomen met 3 patronen, hebbende het vrije gebruik er over.
Rechter Smits vraagt of hij aan 3 personen gezegd had iemand onschadelijk te moeten maken.
Ook dit wordt ontkend. Het touw lag op tafel in het huisje, dit touw is medegenomen door een persoon en stuk gesneden. De Officier van Justitie zegt, dat hij veel anders dan vroeger verklaart, blijkbaar thans om Mevr. Bulkley te helpen. Toen beschreef hij degelijk alles als vau haar uitgaande en zei dat er 2 zakjes peper op tafel lagen. Beschuldigde Kloppers begrijpt dat niet. Het is mogelijk dat hij onder den eersten zenuwachtigen indruk anders heeft verklaard. Doch na rijp beraad is hij tot zijn laatste verklaring gekomen. De Officier houdt vol. Hij toont een brief, waaruit blijkt dat hij effecten heeft gekocht. Beklaagde erkent thans hiertoe geld van zijne vrouw ontvangen le bebben. Hij kocht stukken Portugal en Zuid-Italiaansche Sporen op 19 September, ten bedrage van ongeveer ƒ5OOO.
De Officier dacht eerst dat hij Mevr. Bulkley had opgelicht, doch nu pleit dit in zijn voordeel. De officier leest nu een brief voor van 10 Oct. aan Jaeger, alias Kloppers, waaruit met telegrammen blijkt, dat er ook eerst te Ostende plan tot ontvoering bij de aanlegging in die haven had bestaan.
Juffr. Schlingemann erkent langzamerhand nauwere kennis met Mevr. Bulkley te hebben gemaakt. Mevrouw vertelde dat haar dochter vergiftigd was en de oudste jongen denzelfden weg zou opgaan, waarom het plan tot ontvoering gemaakt werd. In het laatst van den vorigen winter was er een mijnheer, onbekend, die haar aanbood de kinderen te bezorgen. Later is hij niet meer teruggezien. Zij bracht toen Kloppers in aanraking met Mevrouw. In 't laatst van Juni of begin Juli werd er een begin van uitvoering gemaakt (volgens de bekende feiten.) Ook zij erkent dat de afspraak eerst was dat men de route via Antwerpen—Ostende zou gaan, doch dit veranderd is in IJmuiden. Het plan was eerst 12 September, doch veranderde toen op later. De mannen werden in het huis harer moeder te Apeldoorn in de gereserveerde kamer onthaald op brood, vleesch enz. Bij. de poging tot ontvoering was afgesproken zoo noodig 3personen onschadelijk te maken. Zij heeft een der mannen een zakje gegeven met peper, dat op de vensterbank lag. Zij gaf het als verdedigingsmiddel. Zij kwam er alleen toe uit medelijden voor Mevrouw, omdat deze zoo treurig was en steeds klaagde over de slechte behandeling harer kleinkinderen. Op de vraag van rechter La Porte zegt zij niets van een pakje te weten waarin vleesch en beenen enz. waren. De Voorzitter vraagt of iemand Mevrouw vóor Kloppers waarschuwde omtrent de mislukking. Zij erkent dit als zoo te zijn. Zij hoorde dat hij een vroegere vriend was. De Officier wijst er op dat zij onder invloed ten voordeele van Mevr. Bulkley verklaart en thans onwaarheid spreekt, wijl zij voor den rechter-commissaris geheel anders opgaf. 't Was donker en zij kon niet zien wie de onbekende was. Hij was er echter wel geweest. (Zie verder hierachter.)