zondag 19 september 2010

VI. NIEUWE PLANNEN TOT ONTVOERING

Nieuwe plannen tot ontvoering. De reis van Mejuffrouw Schlingemann naar Hamme. Kloppers.
Mevrouw Bulkley was intusschen door de les, die zij door hare terechtstelling te 's-Gravenhage gehad had, niet teruggeschrikt om hare plannen ten uitvoer te brengen. Zij was overtuigd, dat hare kleinkinderen een slechte opvoeding kregen en een slecht voorbeeld voor oogen hadden; dit moest en zou anders worden. Wellicht stond dit bij haar vast, voornamelijk na eene gebeurtenis, die na haar proces plaats greep. Zooais men weet, had de Heer Hoek alle verstandhouding met zijnen vader, na diens bekende getuigenis ter terechtzitting, afgebroken. Op een avond nu kwam Mevrouw Bulkley bij haren schoonzoon aanschellen; maar in drift riep deze: »jij onmiddellijk het hek uit,« en toen zij zeide: »Izaac je vader ligt op sterven,« voegde hij haar,in drift eenige harde woorden over zijn vader toe.
Een harer eerste maatregelen was toen om te Apeldoorn, vlak achter het huis van haren schoonzoon, een speeltuin op te richten, waar over zij zekeren Ender tegen
ƒ3OO per jaar tot opzichter benoemde.
Verder schafte zij zich maandpaarden aan van den stalhouder Thien, te Zutfen, en liet daarvoor een stal bouwen.
Het was nu nog maar de vraag om geschikte helpers te vinden ten einde de plannen uit te voeren. Zij sprak er over met iemand uit Amsterdam, dien wij niet zullen noemen, omdat hij zich tijdig uit de zaak teruggetrokken heeft.
Eveneens schonk mevrouw Bulkley haar vertrouwen aan mejuffrouw , Johanna Maria Magdalena Schlingemann, eene zuster van den man harer dochter te Arnhem.
Deze dame trachtte haar aanvankelijk van hare voornemens terug te brengen, maar liet zich uit eindelijk overtuigen, dat de kinderen het zoo slecht hadden, dat het een plicht der grootmoeder was ze aan de zorgen van hunnen vader's te onttrekken. Intusschen scheen de eerst aangenomen man niet veel lust te hebben de plannen der oude dame te helpen uitvoeren, waarom men naar een nieuwen helper moest uitzien.
Men zocht lang, maar eindelijk liet mejuffrouw Schlingemann het oog vallen op zekeren Kloppers, die vroeger chef de bureau was geweest bij de Geldersche Credietvereeniging, waarvan haar broeder directeur was. Bij dezen broeder vroeg men de verblijfplaats van Kloppers, waarop een brief kwam van den Heer Schlingemann, waarin hij schreef, denkende dat het om geldzaken te doen was, dat Kloppers een gevaarlijk, niet te vertrouwen man was.
Hierdoor niet afgeschrikt, besloot Mejuffrouw Schlingemann hem te Hamme te gaan opzoeken en verscheen daar werkelijk op een avond in zijne woning. Zij deelde hem mede, dat de weduwe Bulkley hem gaarne wilde spreken, en gaf hem ƒ25 reisgeld om naar Apeldoorn over te komen. En Kloppers kwam. Mevrouw Bulkley deelde hem toen mede, dat het haar zeer deed, dat zij hare kleinkinderen met iederen dag zag verkwijnen, en dat zij niet wilde, dat zij den weg hunner moeder opgingen, waarna zij hem voorstelde met haar middelen te beramen, om de kinderen in hare macht te krijgen.
Zooais Kloppers verhaalt, aarzelde hij langen tijd, maar zwichtte eindelijk, toen Mevrouw hem beloofde goed voor zijne vrouw en kinderen te zullen zorgen. De vraag was nu nog maar hoe de zaak aan te vangen. Na vele plannen, werd men het eindelijk eens, dat men zou trachten, met de noodige hulp, de kinderen door geweld te ontvoeren.