Gisteren had — zooals wij reeds meldden — de uitspraak in zake Bulkley, voor het Gerechtshof te Arnhem plaats.
De Arnh. Cl. meldt nader, dat alleen Kloppers ter terechtzitting tegenwoordig was. Zoowel voor het feitelijk gedeelte, als voor de qualificatie der- feiten, vereenigde zich het Hof, behoudens enkele wijzigingen, met het vonnis door de Rechtbank te Arnhem gewezen. Uitvoerig omschreef het arrest het geweld dat des avonds bij de woning van den Heer Hoek was gepleegd en dat volgens het arrest niet als een op zichzelf staande handeling mag worden aangemerkt, maar in verband moet worden gebracht met het misdrijf, dat door de drie beklaagden was beraamd.
Ook het bewijs omtrent den leefiijd der ontvoerde kinderen werd door het arrest nader uit de geboorteakten dier kinderen aangevuld. Een der feiten aan de derde beklaagde ten laste gelegd: het overgeven van een zakje peper, achtte bet arrest niet wettig en overtuigend bewezen en sprak haar mitsdien van dat eene feit vrij. Ook met de qualificatie, door de rechtbank aan de ten laste gelegde feiten gegeven, vereenfgde zich het Hof, zij het dan ook met eenigszins andere motieven. Bij de drie beklaagden bestond de intentie om zich van de kinderen van den Heer Hoek meester te maken; artikel 2 C. P. is hier van toepassing, het uiterlijk bedrijf is hier voldoende gebleken, evenzoo van een begin van uitvoering, — het binnentreden van het huis van Mr. Hoek en het ter hand stellen van een brief aan dezen laatste, zgn handelingen die geen voorbereidingshandelingen meer zijn, maar reeds het karakter van uitvoeringshandelingen hebben aangenomen. Door omstandigheden, van des daders wil onafhankelijk, is de volvoering van het delict achterwege gebleven; er is dus strafbare poging tot het delict van art. 35i C. P., ontvoering van minderjarigen. Ook ten aanzien van de verhouding tusschen de drie beklaagden onderling, vereenigde zich het arrest met het door de Rechtbank uitgesproken vonnis: de eerste en tweede beklaagden zijn hoofddaders, de derde beklaagde, juffrouw Schlingemann, is mededader-*. Dientengevolge deed het Hof het ingestelde appèl te niet. bevestigde het vonnis a quo, met eenige wijziging — waarop wij hierboven reeds wezen — en veroordeelde de drie beklaagden tot dezelfde straf als door de Rechtbank werd opgelegd: mevrouw Bulkley tot 18 maanden, Kloppers tot een jaar en juffrouw Schlingemann tot 45 dagen correctioneele gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan, en solidair in de kosten van het geding. Tot inwilliging van het incidenteele requisitoir van den procureur-generaal, om tegen mevrouw Bulkley een bevel van gevangenneming af te geven, meende het Hof geen termen te kunnen vinden, zoodat zij op vrije voeten blijft.