vrijdag 29 oktober 2010

Hooger beroep

Poging tot ontvoering van kinderen te Apeldoorn.
Deze zaak, gewoonlijk de zaak-Bulkley genoemd, werd heden in hooger beroep voor het gerechtshof te Arnhem behandeld, het Hof was als volgt samengesteld.
Voorzitter: Mr. W. C. J. J. Cremers, vice - president van het Hof; Raadsheeren: Mrs. D. G. Kortenbout van der Sluys, L. Udo de Haes, J. S. Hymans.L Herzfeld Rapporteur, E. H. Karsten en D. 1. Mom Visch,bijzitter. Proc.-Generaal is Mr. J. J. de Meijier; Subst.- Mr. A. H. Philipse.
Er was een talrijk publiek, waaronder veel dames . Na de opening van de zitting doet de Voorzitter de gewone vragen aan de beschuldigden. De Raadsheer rapporteur deelt mede: De le beklaagde is vroeger gedagvaard voor de Rechtbank te Zutfen, ter zake van met de 3e beklaagde en met behulp van 2de beklaagde gepoogd te hebben de kinderen van Mr. Hoek te ontvoeren. De bekende handelingen om dit doel te bereiken .worden allen opnieuw door de Mr. Hertzveld gereleveerd, zoo mede de getuigeverhooren zoo als die voor de rechtbank te Arnhem zijn afgelegd. De lezing van dit rapport duurt 1,5 uur. De proc-Gen. verzoekt voorlezing van de geboorteakte van een der kinderen van Hoek, en dit als processtuk op te nemen. De verschillende getuigen a charge en a decharge worden opgeroepen. Zij zijn allen tegenwoordig behalve Dr. Moll, die wegens ziekte afwezig is Mr. Hoek geeft verslag van de handelingen op 29 Sept. als vroeger. Hij heeft bij de aanvallers geen wapens, touwen, peper enz, noch een stilstaand rijtuig gezien, Mevrouw Moll zegt gelogeerd te hebben te Scheveningen vond toen dat Mr. Hoek liever was voor Mevr. Bulkley dan Mevrouw Hoek. Hij was goed voor de kinderen en voor zijne vrouw. Hij voedde de kinderen zorgzaam op en leerde ze geen kwaad .Na den dood van Mevr. Hoek, heb ik -- -zegt getuige ook gelogeerd bij Mr. Hoek, en ontwaarde toen dat hij steeds liefderijk sprak over zijne vrouw. Mevr. Bulkley maakt aamerking op deze getuige en zegt dat de verhouding tusschen haar en harer dochter zeer goed was.Mevr. Moll persisteert en krijgt vergunning te vertrekken .
Mej van Essen verklaart, dat Mr.Hoek lang bedroefd was over den dood zijner echtgenoote steeds met achting over haar sprak.
Hoek is lief voor de kinderen en spreekt weinig met hen over de grootmoeder u Als hij met mij over Mevr. B. spreekt dat steeds, ongunstig.
Verder doet zij het bekende verhaal omtrent het gebeurde op 29 September en zegt op de vraag van een der rechters, voor haar indiensttreding bij Mr. Hoek niet tot hem in relatie hebben gestaan. De dienstbode Nieuwenhuis geeft gunstige getuigenis over de verhouding tusschen Hoek en zijne kinderen en doet verder het verhaal omtrent het
gebeurde op 29 September._
Zij constateert daarbij, dat Mr. Hoek zelf den »bewusten« brief heeft aangenomen. Mr. Caroli merkt op, dat de verklaringen van deze getuige in strijd zijn met die van een ander.
Voorzitter verzoekt hem dergelijke opmerkingen ,te bewaren tot bij zijn pleidooi, De zitting wordt te 1,5 uren hervat.
Get. Noordliof zegt op last van den off. v. Just- moest ik bij het overbrengen van een krankzinnige zijn.
Ik meldde mij bij Angelbeek, die wist dat ik veldwachter was.Wij gingen naar Harderwijk, daarbij was ook Kloppers.« hij geeft verder het bekende relaas van de reis naar Apeldoorn en de orders die daar gegeven zijn om de ontvoering te bewerken. Hij releveert, dat Mevrouw Bulkley hem een zakje peper heeft gegeven, ook dat hij belast werd met het overgeven van den bewusten brief onmiddellijk bij het overhandigen van de brief te hebben gezegd dat hij politie was.
Hij weet niet of Heer Hoek dit verstaan heeft. «Toen ik Hoek aangegrepen had — zegt hij verder — sprongen eenige mannen toe: bij die worsteling geen raakten wij buitenshuis. Toen Hoek los was geraakt naar binnen ging is hij door niemand onzer vervolgd.» Op de vraag van raadsheer Mom Visch zegt get., dat rechercheur Wolff zich niet als politie heeft bekend gemaakt maar hij gelooft dat allen hem kenden.
Allen meenden dat een krankzinnige zou vervoerd worden ;Wij vermoedden echter dat het de ontvreemding van kinderen gold maar dachten ook wel dat het iets anders kon zijn. Desgevraagd zegt getuige dat op last van mevr.Bulkley liefst geen geweld moest worden doch dat de gebondenen konden blijven liggen als de ontvoering gelukt was.
Op het verzoek van Mr. Vitringa wordt door den griffier genotuleerd, dat geen bevelen zijn gegeven aan de handlangers om de kinderen in een rijtuig te brengen. ook wordt acte genomen, dat Noordhof den Heer Hoek heeft aangegrepen, vreezende dat hij gewapend zijn zooals Mevr. B. had gezegd.
Hoe zoudt gij hebben gehandeld als ge geen vrees vor Wapens hadt gehad ?« vroeg de Rechter. Antwoord, dan zou ik niet hebben aangegrepen en Mr.Hoek mijn kwaliteit hebben medegedeeld.
Mr.Caroli wijst op de tegenstrijdigheid in de antwoorden van dezen getuige. Mr.Hertzveld vraagt of er onder de worsteling gelegenheid was geweest voor Kloppers om binnente gaan .
Getuige antwoordt ja.
Mr.Caroli zegt, dat de overige aangrijpers van Hoek, Noordhof wilden ontzetten. Getuige zegt, dat dit wet werkelijk een aanval op Hoek was.
De zitting duurt voort