We kennen het verhaal van Marie Bulkley.
Een andere hoofdpersoon in het verhaal is Johanna Maria Magdalena Schlingemann.
Den 13en Juli overleed te Oosterbeek onze lieve Behuwdzuster,
Behuwdtante en Tante
JOHANNA MARIA MAGDALENA
SCHLINGEMANN,
in den ouderdom van 84 jaar.
E H. NIVEL— BULKLEY.
G. HOGERWAARD.
F. L. SCHLINGEMANN.
E. B. K. SCHLINGEMANN— VAN ROSSEM.
17-07-1933
DE INSPECTIE VAN HET STOOMJACHT CÉCILE.
DE WEIGERING VAN RECHTSINGANG TEGEN MEJUFFROUW SCHLINGEMANN.
Den tweeden October begaf zich de commissaris van politie te Amsterdam, de Heer Stork. vergezeld van de rechercheurs Harms en Wolff, aan boord van het aan de De Ruyterkade liggende stoomjacht Cécile, waar zij, behalve een groot aantal vrouwen- en manskleederen, een geheel magazijn van speelgoed vonden. Er was daar niet minder dan: 2 kistjes speelgoed, een doos kienspel, een doos lottospel, een slagerswinkel, een arke Noachs, een fichesspel, twee doozen met legkaarten, een leidsel, een badkar, een beestenspel, een dominospel, een harmonica, een paard met bierwagen, een Brusselsch biljart, een sloep, een pakhuis, een paardenstal, drie doosjes speelpenningen, drie tollen, een trompet, een doos met 15 ballen, 5 teekenpotlooden en 26 prentenboeken. Men ziet, dat de grootmoeder nogal voot afleiding onderweg had gezorgd. Intusschen werd de instructie te Zutfen voortgezet en nam de Officier van Justitie den 17den October een requisitoir, waarop de rechtbank in raadkamer de navolgende beschikking gaf: Jn naam des Konings! De Arr. Rechth. te Zullen, vergaderd in Raadkamer; Gezien en gelezen het requisitoir van den lieer Off. v. Just. d.d. 17 October 1885. met de daarbij overgelegde stukken, strekkende, dat de Rechtbank tegen Johanna Maria Magdalena Schlingemann, oud 35 jaren, zonder beroep, wonende te Apeldoorn, verblijvende te Doesburg, verleene rechtsingang met bevel van dagvaarding in persoon en last van instructie: Gezien enz. Overwegende, dat uit de stukken blijkt, dat er voldoende aanwijzingen bestaan, om Johanna Maria Magdalena Schlingemann verdacht te kunnen houden de daad te hebhen gepleegd in gemeld requisitoir genoemd en wel met het oogmerk om de beide minderjarige kinderen van den Heer Hoek uit diens huis met geweld te doen wegvoeren en alzoo aan zijn gezag en bestuur te onttrekken; Overwegende, dat verder uit de gevoerde instructie gebleken is, dat de justitie en politie vóor het plegen van het voorzegde feit, kennis van het daartoe vooraf beraamde plan bekomen hebbende, gezorgd hebben, dat onder de 8 mannen, door den bekl. Kloppers gebezigd, zich bevonden de Rijksveldwachter ,1. M. W. Noordhoff en de onbezoldigde Rijksveld wachler-rechercheur Jacobus Wolff, beiden gestationneerd te Amsterdam, die aan de overige 6 personen kennis hehben gegeven van hunne ambtelijke qualiteit, verklarende dan ook alle overige 6 personen unaniem, dat zij vóor hun vertrek uit Amsierdam reeds wisten, dat de'Rijksveldwachter Noordhoff en de onbez. Rijksveldwachler Wolff zich in hun midden bevonden, en dat alles wat er geschiedde, gebeurde onder de oogen der politie en met hare medewerking; Overwegende, dat de waarheid dezer laatste verklaring door de ten processe overgelegde correspondentie volkomen wordt bevestigd; Overwegende, dat in deze omstandigheden, waardoor of met behulp van deze 8 personen het beoogde misdadige doel nooit had kunnen bereikt worden, en waar die personen slechts in schijn en volstrekt niet in werkelijkheid begonnen zijn de misdadige bedoelingen der beklaagden uit te voeren, niet kan worden aangenomen, dat hier aanwezig is, eene lot begin van uitvoering overgeslagen poging tot misdaad, gelijk art. 2 C. P., onder meer, voor strafbare poging vordert, terwijl de andere, door de beklaagden zelve gepleegde handelingen, behooren tot die voorbereidende handelingen, welke, volgens ons Wetboek van strafrecht, nog geen strafbaar feit opleveren; Overwegende, dat alzoo — waar tegen het feit, zooais dit uit de gevoerde instructie gebleken is, zich te 'hebben voorgedaan, geen strafbepaling bestaat — de Rechtbank ingevolge art. 85 W. v. Strafvord. het gevraagde bevel behoort te weigeren en te verklaren, dat er geen grond bestaat, om voort te procedeeren tegen J. M. M. Schlingemann voornoemd; Overwegende, dat uit de hierboven omschreven overgelegde slukken, op voornoemde gronden, mede is gebleken, dat het aan de beklaagden Wed. Bulkley en Kloppers ten lasle gelegde feit, zooais zich dit in werkelijkheid heeft voorgedaan, noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert, en de Rechtbank mitsdien ingevolge artt. 113 en 116 Wetb. v. Strafr. de instructie tegenover die beide beklaagden behoort te sluiten en te verklaren, dat het hun ten laste gelegde noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert en voorts de invrijheidstelling van die bekl. te bevelen, ten ware zij uit anderen hoofde behooren in hechtenis te verblijven, daar toch in dezen stand van het geding een nader requisitoir van het O. M. overbodig moet worden geacht en alleen kunnende leiden tot vertraging van de afdoening der procedure, in strijd met de bedoeling der wet, die een spoedige beslissing noodig acht, waar beklaagden zich in voorloopige hechtenis bevinden; Gezien artt. 85, 113 en 116 W. v. Strafvord., weigert het door den Off. v. Just. gevraagde bevel tegen J. M. M. Schlingemann en verklaart dat er geen grond is tegen haar voort, te procedeeren; Sluit de instructie tegen M. C. Bekking, 11 cd. R. W. Bulkley en P.A. Kloppers gevoerd, krachtens bevel van rechtsingang dezer Rechtbank dd. 2 Oct. 1885; Verklaart, dat het aan voornoemde M. C. B. Wed. R. W. B. en P. J. A. K. ten laste gelegde feit, zooais zich dit blijkens de stukken heeft voorgedaan, noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding oplevert. Beveelt, dat beide beklaagden zullen worden in vrijheid gesteld, ten ware zij uit anderen hoofde in hechtenis behooren te blijven. Aldus gewezen ter Raadkamer voormeld od 23 Oetober 1885.
Zij is de dochter van Frederik Lodewijk Schlingemann en Elisabeth van Prehn.
Ze is vernoemd naar haar oma Johanna Maria Magdalena Sandberg