zaterdag 13 november 2010

Dinsdag vervolg.

Vervolg.
De getuigenis van de achtenswaardigen doctor de Jong uit Den Haag bevestigt - zoo vervolgt den verdediger Mr.Capelle tevens de gunstige verhouding tusschen Mevrouw H. en Mevrouw B.wat zegt Mr Hoek Wij waren beide op de kamer en zagen met welk een slangenblik zij naar de kindere keek. Marie zeide Gij zult ze niet hebben dat verhaal van Mr.Hoek is onwaar. Mevr.Hoek dacht niet aan haar graf die dag en Hoek weet dat het oog der grootmoeder steeds gewaakt heeft en zal blijven waken over het geluk zijner kinderen De verklaringen der huishoudster oordeel ik van geringe waarde.
Zij heeft verklaard zich levendig te lierinneren, dal de oude Heer Hoek tot haar heeft gezegd: »ik heb geen verachtelijker vrouw gekend dan gij zijt,« en die vrouw zal ons omtrent de moreele opvoeding der kinderen inlichten ? Ik zou u kunnen aantoonen, wat een achtenswaardige vrouw Mevr. Bulkley is; herinner u o. a. de verklaring op gisteren van Dr. De Jong, die 20 jaren bij de familie Bulkley practiseerde, en die verklaringen zou ik kunnen aanvullen met nog oneindige meerderen. Een dezer slechts.' Het getuigenis van een 80-jarig grijsaard, den Heer Derné Lisard, van wien hij een brief over Mevr. B. voorleest, waarin hij o. a. zegt haar reeds 30 jaar te hebben gekend als een edele vrouw, die zijn medelijslen ten volle verdient en die tot eer strekt voor Nederland. Wat zegt men van Mr. Hoek, die zwart op wit heeft verklaard dat hij zijn mamaatje liefhad en die haar kort na den dood zijner vrouw als eene bedelares van de deur joeg ?
Dr. v. Royen heeft gisteren gezegd, dat hij die slechte verhouding van Hoek toeschreef aan de omstandigheid dat Mevr. B. te veel lekkers gaf aan de kinderen.
Is dit de reden om die vrouw de deur te wijzen ? En hoe qualificeert men de handelingen van Hoek, die gezegd heeft na den dood van mevr. Hoek niet gaarne meer iets van haar aan te nemen, doch die van haar wel ƒlOO,OOO ter leen vroeg en verkreeg. De sluier over den dood van mevr. Hoek zal wel niet opgeheven worden, maar zeker is het, dat Hoek dat sterven onwaar heeft voorgesteld, dat zekere vermoedens bij Mevr. Bulkley rezen en zij niets liever ging wenschen dan haar kleinkinderen in veiligheid te brengen.
Hoe de vrouw, op wier beeld geen enkele smet is te werpen, tot zulk een misdaad is kunnen komen? Een verstandig hoofd en een liefdevol hart hebben haar tot wanhoop gebracht. Een Engelschman, aan wien Hoek zeker niet zonder huivering zal denken, schreef dezer dagen eenige gevoelvolle woorden aan Mevr. B, die haar gisteren en heden tot troost zijn geweest.
We komen even op den onbekende terug, die gebruikt is om de onwaarheid van Mevr. Bulkley's beweringen le constateeren.
Die onbekende bestaat en heeft met mij in correspondentie gestaan; misschien heft hij spoedig zijn incognito op, waarna de Justitie zich schamen zal over haar gebrek aan scherpzinnigheid en Mevr. B. zal dankbaar zijn.
Ik deel u dit mede met de hand op het hart en de liefde voor waarheid.
Is de daad van Mevr. B. nu goed te keuren ? Allerminst, maar alles weten is alles vergeven. Ik huiver bij de gedachte aan het lot dat Hoek had kunnen treffen.
Maar ik voeg er bij: niemand als Hoek weet beter dat dergelijke onzinnige roekeloosheid nooit zou kunnen gelukken in Nederland.
Wie zal niet huiveren bij een andere gedachte, dat de kinderen van de te vroeg gestorven jonge vrouw worden vervreemd van haar, die hen lief heeft.
Gedachtig aan de woorden: de mensch ziet de daad maar God de omstandigheden; oordeel niet opdat gij niet geoordeeld wordt, sluit ik mijn rede. Ik heb gezegd. De zitting wordt na de pauze hervat en het woord gegeven aan Mr. Caroli.
Aan mij — zegt hij — is door mijne collega's de eervolle taak opgedragen het juridiek gedeelte te behandelen en een lans te breken met den Procureur-Generaal, die hulde verdient als goed jurist, maar ook als goed diplomaat.
Vooreerst zal ik de feiten uiteenzetten. Mevrouw B. stelt zich in verbinding met Kloppers, die zich in verbinding stelt met 8 man uit Amsterdam, waaronder, buiten zijn weten, twee politiemannen waren. De 6 handlangers hebben bekend reeds te Amsterdam te hebben geweten, dat zij geestverwanten zijn van de politie.
Ik vestig in hoofdzaak uw aandacht op dit punt, want in Raadkamer is uitgemaakt, dat de 6 man eerst kort te voren met de aanwezigheid van de politie bekend waren geweest.
Uit het onderzoek is gebleken dat zij dit reeds lang wisten. Zij hebben beloofd, volgens den rechercheur Wolff, niet tegen de wet te zullen handelen, maar de bevelen van politie te zullen volgen. De 6 sjouwerliedcn hebben dit ook pertinent ter terechtzitting verklaard.
Ik wijs op een omstandigheid, die hier niet is gemeld, en wel dat de commissaris van politie vóór het vertrek van de mannen dezen heeft gewaarschuwd zich niet aan de wet te vergrijpen.
Niemand hunner koesterde het plan de kinderen te ontvoeren. De expeditie is bovendien geheel anders afgeloopen dan het plan was.
Toegerust met de wetenschap wat beklaagden bedoelden, rees bij de handlangers het doel om de beklaagden er in te laten loopen, de veldwachter Noordhoff meende dat dit doel bereikt was, indien Hoek slechts aangegrepen werd.
Veel meer juridieke kennis is bij een veldwachter niet te veronderstellen ; hij besluit dan ook aan te bellen, Hoek den brief te geven, en terwijl hij leest zullen twee anderen binnentreden om Hoek aan te grijpen; hadden ze dit nu zelfs eens gedaan, dan nog geloof ik niet, dat hiermede de zaak onzer cliënten zou zijn benadeeld, want het vaste voornemen tot ontvoering bestond niet.
Ik heb het rechtskundig gevoelen ingewonnen van een Prins der Wetenschap, Carl Biending dat advies zal ik bij het einde van mijn pleidooi aan het Hof overleggen. Enkele aanhalingen deelt spreker voorloopig mede.
Het spijt mij, van den proc.-gcn. geen enkel afkeurend woord over de handelingen der twee politiedienaren te hebben gehoord, en ik herinner aan de leer van Prof. v. d. Hoeven: het O. M. is partij, maar niet partijdig.
In het landhuis te Apeldoorn ziet men elf personen, waaronder Kloppers, die van Mr. Hoek zegt: Die man is gevaarlijk en veelal voorzien van wapens. Noordhoff worstelt nu bevreesd en gaat, met een geheel ander voornemen dan vroeger bestond, naar Mr. Hoek, en wel om hem te waarschuwen. Dit heeft hij niet op zeer talentvolle wijze gedaan. De voorgevallen feiten bewijzen het veranderen van het plan van Noordhoff. Ik zal dus trachten het geweld te ontzenuwen. De politie-ambtenaar belde ,aan, zeker niet met het doel te ontvoeren.
Door de waarschuwing van Kloppers slaat, hem de schrik om het hart.
Hij grijpt mr. Hoek aan, vreezende dat hij anders een revolver onverwachts te voorschijn zou halen, dus niet om aan de opdracht van Kloppers gevolg te geven, Het gevolg was dat Noordhoff het aflegde tegen zijn sterkeren tegenstander.
De anderen schieten toe en ontzetten Noordhoff.
Op 30 Sept. is door commissaris Stork een proces-verbaal opgemaakt, waarin staat, dat de bekende handlangers compareerden, en Wollf verklaart daarbij dat Hoek door de waarschuwing van Noordhoff: nog niet gerust was gesteld, door hem is aangegrepen en door anderen ontzet.
Ik vraag aan den Proc-Gen. of dit proces-verbaal naar waarheid is opgemaakt, en is dit zoo, dan win ik het proces.
Het geweld is gepleegd door de handlangers om Noordhoff te ontzetten, nergens anders toe. Een tweede geweldpleging, en wel een eerst binnenlaten buitenshuis, doch ook hierbij is niet de bedoeling bewezen der aanvallers, die na N. optraden. Noordhofl' gist dus slechts als hij aan dien aanval toeschrijft de bedoeling om te ontvoeren: ik resumeer echter: uit het proces-verbaal van Stork is bewezen dat de aanval alleen ontzetting van Noordhoff ten doel had.
Is nu deze verklaring niet betrouwbaar? Aan die geweldpleging nu hecht de verdediging zeer groot gewicht en de procureur-generaal negeert de verklaringen, die door getuigen in dezen zijn afgelegd.
Bij het gevecht buiten grijpt Hoek, losgeraakt, een der aanvallers aan, denkelijk om dien aan de justitie over te leveren.
Nu was dus Hoek de aanvaller. Ik geloof naar waarheid te hebben omschreven dat van geweldpleging dus geen sprake kan zijn. Ik concludeer, dat de handelingen der 8 mannen niet zijn verricht om te ontvoeren.
Door hen is geene handeling van geweld gepleegd om de orders tot ontvoering op te volgen.
Ten derde: het geweld jegens Hoek door den veldwachter Noordhoff gepleegd geschiedde uit vrees, en door de anderen om Noordhoff te helpen ontzetten.
Uw college heeft in raadkamer zeer juist de zaak verwezen "naar de Rechtbank, maar daar zijnde feiten gebleken geheel anders te zijn dan men voor dien tyd dacht, en ik geloof, dat het Hof hier van overtuigd zal worden.
Ik vertrouw op vrijspraak onzer clienten, omdat de feiten niet bewezen zyn.
Als ik mij op juridiek terrein ga bewegen, hoop ik aan te toonen dat ook daaruit niet strafbaarheid moet volgen.
In Frankrijk is art. 2 Code Penal gewijzigd, zooals PL. voorleest.
Doch het bewuste artikel is bij ons in zijn oorspronkelijke redactie behouden en moet dus in zijn geheel worden gevolgd.
Drie elementen moesten hier te zamen gaan, en wel: I°. uiterlijk bedrijf, waaruit de misdadige wil blijkt, 2°. begin van uitvoering, en 3°. mislukking opgrond van des daders wil onafhankelijke daden. PI. bespreekt de verschillende theorieën over het commencement du crime en verschilt hierbij in énkele punten met zijn geachten tegenpleiter.
Voorts wijst spr. er op, dat men om de kinderen te ontvoeren hier den vader eerst onschadelijk moest maken; maar wij weten het reeds: het plan hiertoe bestond hier niet, zooals ik reeds vroeger heb aangetoond, want was dit geweld wel gepleegd met het doel om de kinderen te ontvoeren, dan hadden deze politiebeambten en handlangers vervolgd moeten worden.
Nu hebben zij zich niet aan strafbare handelingen schuldig gemaakt; waar blijft dus de poging tot de misdaad? Zij hebben hun mandaat om te binden enz. niet opgevolgd, maar Hoek gewaarschuwd tegen gevaar. De beide eerste beklaagden hebben eene daad willen provoceeren, maar die provocatie is mislukt. De handeling, waaraan de beklaagden zich hebben schuldig gemaakt, is niet strafbaar.
Zelfs het achttal heeft geen strafbare daad gepleegd, ln de motiveering staat, dat, mocht de poging tot misdaad al niet volgen uit de voorbereidende handelingen, dan toch begin van uitvoering van een misdaad lieeft plaats gehad. Pleiter bestrijdt deze bewering, omdat gebleken is dat alle acht mannen wisten wat in de bedoeling lag. Ook toont pl. aan, dat de daden der beklaagden niet strafbaar waren, omdat het denkbeeldige daden waren,Ik releveer bovendien, dat de quaestie van absolute, van deugdelijke of ondeugdelijke middelen, hier niets tot de zaak afdoen, daar nog geen begin van uitvoering bestond.
Sommigen van uw College hechten veel waarde aan de mogelijkheid, welke voor Kloppers heeft bestaan om gedurende de worsteling naar binnen te gaan om de kinderen te ontvoeren. Volgens Blinding zou dit echter niets hebben gebaat, indien niet de aanvallers den stelligen wil hadden gehad om de bevelen van Kloppers en Mevr. Bulkley op te volgen. Dit nu had hier niet plaats. Ik neem ter deze plaatse terug wat ik voor de Rechtbank tegen de politie heb gezegd, omdat ik nu weet; dat de comm. van politie, den heer Stork, een achtenswaardig ambtenaar, geen schuld heeft aan de afkeurenswaardige handelingen van Noordhoff c. s. Ik zal Noordhoff verder laten rusten, maar doe een beroep op de menschenkennis van het Hof ten zijnen opzichte bij de bespreking van de zaak in Raadkamer.

Pleiter concludeert tot vrijspraak. De 3e verdediger, Mr. Vitringa, denkt eenigszins anders over de opvatting, die de rechterlijke macht thans over de bewuste zaak heeft. De rechtbank te Arnhem sprak in deze zaak vonnis uit, zooals een andere rechtbank in Nederland voor een voltooide misdaad oplegde. Bij deze Rechtbank is de bedoeling, die de wetgever aan art. 354 C. P. toekende, voorbijgezien. Bij beklaagde bestonden geen plannen om de kinderen kwaad te doen, maar ze zouden onder de leiding van een liefhebbend grootmoeder zijn gebracht, en het eenigste kwaad, dat hen gedaan zou zijn is misschien, dat zij wat bedorven zouden worden.
De Proc.-Gen. zegt: Mevr. B. heeft geen ware liefde getoond door die kinderen in den nacht te willen ontvoeren. Maar dit is van geen beteekenis. Is dit zoo strafbaar? Welke straf moet dan hem treffen, die werkelijk met slechte bedoelingen tracht kinderen te ontvoeren? Ik merk bovendien op dat de 3e bekl. een hoogst inferieure rol heeft bekleed, die geen strafbaar delict, kan daarstellen.
Als Carl Blinding u hier niet van kan overtuigen,dan zal ik het evenmin wagen. De daden, zooals die voorgenomen waren, waren bekend bij de geheele justitie en de politie. Waar geen strafbare poging bestaat, kan dus geen mededaderschap bestaan. Bovendien, mej. S. zondigde, als ze dit heeft gedaan, uit sympathie, zij stond onder den invloed van een vrouw die op ieder, behalve op Mr. Hoek, een gunstigen indruk maakt. Ds indruk van Hoek is juist het tegendeel; zijn uitdrukking, gebezigd bij het sterven van zijn ouden vader, teekent zijn geheel karakter.
Als de ouders weerspiegelen in de kinderen naar aanleiding van hun doen en laten jegens die kinderen, dan zou ik wel mede willen werken, om de kinderen van Hoek aan het toezicht van hun vader te onttrekken. Juridiek toont spr. aan, dat bij Mej. S. geen sprake kan zyn van mededaderschap, het aandeel, dat zij in de zaak beeft, schetst spr. op de wijze als hij dit in eerste instantie heeft geslaan. De bekentenissen, haar vroeger als getuige afgeperst, verklaar ik van geen waarde. Zij zijn dan ook niet op eervolle wijze verkregen, door haar, als ze genoeg gesproken heeft als getuige, tot beklaagde te maken. Bovendien nam spr. voor een oogenblik aan dat alles waar is wat men aan -zijn cliënte ten laste legt, ook in zake het jacht, dan nog is hij van oordeel dat dit stoomschip, voor wat baar betreft, met de poging tot ontvoeren niets te maken heeft. Ook op 20 Sept. deed zij niets strafbaars, er is eerder bewezen dat zij geen peper heeft aangegeven dan het tegendeel. Spr. resumeert, dat Mej. S. misdaan heeft en straf verdient, maar ook reeds nu dubbel gestraft is geweest door deze procedure. Zij zal het niet meer doen. Zij zal door straf niet verbeterd worden. Dit is niet noodig, en zij behoeft toch immers niet gestraft te worden uit gezelligheid, omdat -zij deel heeft aan de procedure. De behandeling van de zaak wordt Woensdag te 11 uren voortgezet.