XII. BEVEL VAN RECHTSINGANG TEGEN MEVROUW BULKLEY EN KLOPPERS.
ln naam des Konings! De Arr. Rechtbank te Zutfen, vergaderd in Raadkamer.
Gezien en gelezen een requisitoir van den Heer Officier van Justitie, d.d. 1 October 1885, met de daarbij overgelegde slukken, strekkende, dat het der Rechtbank mocht behagen tegen I°. Marie Catharina Bekking, weduwe van den Heer Robert Ward Bulkley, oud 55 jaren, geboren te 's Gravenhage, zonder beroep, wonende te Scheveningen;
2°. Petrus Johannes Alexander Kloppers, oud 51 jaar, zonder beroep, geboren te Amsterdam, wonende te Haarlem, zijnde deze laatste gedetineerd, te verleenen rechtsingang met bevel van gevangenhouding voor den tweeden genoemde en tot dagvaarding in persoon tegen de eerste genoemde, met last tot instructie tegen beide beklaagden.
Gezien art. 83 en 88 van het Wetb. v. Strafvord ; art. 2, 354, 344 v. 't Wetb. van Strafrecht; art. 10der Wet van 29 Juni 1854 (No. 102), art. 3 en 6 der Wet van 17 Sept. 1870 (No. 162), overwegende, dat uit de overgelegde stukken genoegzame gronden van bezwaar zijn geresulteerd, om bovengenoemde beklaagden verdacht te kunnen houden, dat zij te zamen en in vereeniging gepoogd hebben in den loop dezes jaars, en wel voornamelijk in de maand Sept. 1885, te Apeldoorn, door geweld de minderjarige kinderen van den Heer Mr. Hoek, genaamd William Henry, oud 7 jaar, en Martinus, oud 3 jaar, weg te voeren of te doen wegvoeren uit de ouderlijke woning, waarin zij door den vader gesteld waren ; en wel de le door met den 2en gedaagde af te spreken, dat deze zorgen zoude, dat de kinderen opgelicht werden, daarvoor eene groote som gelds te geven en daarvoor mannen die hij daarvoor zoude moeten aannemen te betalen, nl ƒ3OO per persoon ; en op den 29 Sept. 11. te Apeldoorn de mannen, die zich voor de uitvoering van hun werk leenen zouden, toe te spreken en te vragen, of zij bereid waren, om het te doen, waarvoor zij gehuurd waren ; en de tweede, door dat geld aan te nemen voor die mannen, dezen te Amsterdam te zoeken, te Apeldoorn te brengen en hen gedeeltelijk te betalen de som, die voor hun te verrichten werk beloofd was; dat de tweede verdachte op 29 Sept. 1885 te Apeldoorn nog gezegd heeft, dat de menschen, die op een villa wonen, onschadelijk moesten worden gemaakt; dat zij moesten gebonden worden: een prop in den mond gedaan, ais zij schreeuwden, dat hij dit gezegd heeft op dien tijd aan de voor het werk gehuurde personen, dat hij een zakje peper heelt aangewezen, om zoo noodig den Heer Hoek in de oogen te werpen; met welk gevoelen de le verdachte zich heeft vereenigd en een der personen met dat doel een zakje peper heeft aangereikt; hebbende de 2e verdachte zich daarop met de manschappen naar de woning van den Hr. Hoek begeven, waarop door een dier personen is gebeld en de Heer Hoek, nadat de meid de deur had opengedaan, is verschenen; een der manschappen den Heer Hoek heeft toegereikt een brief, zeggende, dat die van den Heer Kantonrechter was, en dat hij stil zou zijn, daarhij politie was, waarop de mannen, die er bij waren, poogden de woning van den Heer Hoek binnen te dringen; deze geloovend, dat er onraad was, nadat hij iemand aangegrepen had, en er een worsteling ontstond, of tijdens deze omstandigheid, geschreeuwd heeft: «Moord, moord, help,help waarop de menschen gevlucht zijn; zijnde deze poging tot ontvoering der kinderen en het binden van ven Heer Hoek en de zijnen en hen desnoods in 't gezicht werpen of in de oogen van den Heer Hoek met peper, verijdeld door het roepen van voornoemden Heer om hulp en de omstandigheid, dat er bij de indringers, hoewel onbekend voor de beide verdachten, zich bevonden beambten der politie en justitie'
Overwegende, dat deze feiten, bewezen zijnde, zouden daarstellen het misdrijf, waartegen is voorzien bij arl. 2 : 254, 24i C. P., art. 10 der wet van 29 Juni 1854 (n°. 102), art. 32, 305 wet van 17 Sept. 1870 (n°. 162). Verleent mitsdien rechtsingang met bevel van gevangenneming tegen Marie Catharina Rekking, Wed. Robert Ward Buikley, en rechtsingang met bevel van gevangenhouding tegen Petrus Johannes Alexander Kloppers, met last van instructie tegen beiden. Aldus gewezen ter Raadkamer voormeld, op 20 Oct. JBB5, bij de heeren Mr. ft. A. Roelvink, president: j. Verloren, Van Sytsema, rechters ;in tegenwoordigheid vau Mr. W. J. Z. Umbgrove, griffier.