Bij de voortgezette behandeling van Hoofdstuk Justitie werd vrij algemeene critiek gevoerd tegen de wijze van uitvoering der gevangeniswet.
Voorts werd de uitvoering van het gratierecht besproken, geheel onafhankelijk van Mvr. Bulkley, die alle sympathie heeft verbeurd.
Zitting van Donderdag.
Terwijl Hartogh juridiek de voorwaardelijke gratie afkeurde, verdedigden Rengers en Reekers zoowel het beginsel als de wijze waarop thans toepassing daarvan is gegeven. Borgesius, van der Feltz en Kist, achtten de verleende gratie niet gerechtvaardigd.
Van Diggelen en Ruys verdedigden de houding van den minister. Van Houten critiseerde het te spoedig optreden der politie in socialistische vergaderingen en motiveerde zijn politieke stem tegen de begrooting van Justitie, ondanks sprekers verlangen om Heemskerk na zijn jougste voorstellen in de grondswetsherziening te steunen.
De Minister behield zich nadere overweging voor over de circulaires en dagvaardigden van deurwaarders en het water- en brood-regime in de gevangenissen. Zitting van Vrijdag. Hoofdstuk Justitie. — De Minister zijne rede voortzettende verklaarde, dat de drankwet en vogelenwet voorloopig blijven rusten, dat tegenover de socialistische vergaderingen waakzaamheid plicht en de wet van 1855 richtsnoer is , dat in de gratie zaak Bulkley de minister volstrekt onpartijdig zonder aanzien van persoon gehandeld heeft , moreele waarborgen tegen misbruik vragende op het voetspoor van de ministers Van den Brugghen, Olivier en Godefroi in analoge gevallen tegenover zelfs zware misdadigers. Er volgde nog eenige discussie waarbij de Heer Keuchenius den Minister in zake de gratieqoaestie verdedigde, eenige punten betrekkelijk vaccinatie , prostitutie enz. in het debat bracht, waaruit met de leden Heldt en van Houten een gedachtenwisseling ontstond over de verspreiding van Malthusiaansche geschriften. Het algemeen debat is gesloten.