zaterdag 18 december 2010

Vrij

Mevrouw Bulkley, die sedert primo September in de gevangenis te Rotterdam is opgesloten, is sedert haar aankomst ongesteld. Zoodra zij arriveerde , moest men haar naar de ziekenzaal brengen; zij moet het zich zeer hebben aangetrokken, dat de Koning haar geen gratie heeft geschonken. M.
3-10-1886
Gemengd Nieuws.
Naar aanleiding van geneeskundige rapporten, is thans aan mevrouw Bulkley ontheffing van haren verderen straftijd verleend.
Zij is in vrijheid gesteld en naar Den Haag vertrokken.
7-10-1886
Naar wij vernemen, heeft mevronw Bulkley, naar aanleiding van de geneeskundige rapporten , kwijtschelding verkregen van haren overigen straftijd, en is zij Dinsdag avond in vrijheid gesteld. Zwaar ziek is zij uit de cellulaire gevangenis te Rotterdam naar het Victoria hotel vervoerd

donderdag 16 december 2010

tweede gratieverzoek.

Naar de Arnh. Ct. verneemt, is een tweede verzoek om gratio ten behoeve van mevr. Bulkley ingekomen, ditmaal voorzien van eene verklaring van den waarnemenden geneesheer in de gevangenis te Dordrecht, dat een langer verblijf aldaar voor haar leven gevaarlijk te achten is.

Op het adres om gratie voor mevrouw Bulkley moet geadviseerd en beschikt zijn, dat voor zieke gevangenen behoorlijke ziekeninrichtingen bestaan, waar de verpleging alleszins aan de eischen voldoet.

Het verzoek om gratie, ten behoeve van Mevrouw Bulkley ingediend, is door den Koning afgewezen.
5 sept 1886

woensdag 15 december 2010

26 augustus 1886

Naar men verneemt, is op het verzoekschrift van mevrouw Bulkley, om haar wegens ongunstigen gezondheidstoestand gratie te verleenen, van hoogerhand geadviseerd, dat er gevangenissen met behoorlijke ziekenzalen bestaan, waar de patiënt als dan steeds onder geneeskundige behandeling kan zijn.

dinsdag 14 december 2010

25 augustus 1886

Verschillende ziekteberichten van interessante gevangenen doen dezer dagen de ronde. Van Jeanne Lorette, wier naam van tijd tot tijd door gedienstige berichtgevers in herinnering gebracht wordt, heet het in een der bladen dat zij aan »een kwijnende« ziekte lijdt. De berichten omtrent Mevr. Bulkley worden ongunstiger en, in verband daarmede, de verzoeken om vrijlating dringender.

23 augustus 1886

Het Vad. meent te weten, dat Mevr. Bulkley in de gevangenis vrij ernstig ongesteld geworden is.

maandag 13 december 2010

Gratieverzoek Mevr.Bulkley

Niet door, maar voor mevrouw Bulkley is door verschillende hooggeplaatste en invloedrijke personen uit 's-Gravenhage en Arnhem, alsmede door hare vroegere verdedigers, een adres ingediend, waarbij, met het oog op haren hoogen leeftijd en aangeduide gunstige antecedenten, »genade voor recht" wordt gevraagd. De autoriteit, in wier handen dit stuk is gesteld om rapport, nam tot Donderdag nog geene conclusie.

Gratie mej. J. M. M. Schlingemann

Door Z. M. den Koning is gratie verleend aan mej. J. M. M. Schlingemann, van de straf van 45 dagen cel, haar door de rechtbank te Arnhem opgelegd, wegens het mededaderschap aan de poging tot ontvoering met geweld, gepleegd door Mevrouw Bulkley c. s. Nader aan het licht gekomen feiten, welke aantoonden dat zij geheel gehandeld had onder den indruk van op haar uitgeoefende pressie, en welke dus hare schuld in deze aanmerkelijk schenen te verminderen, moeten tot deze genadige beslissing aanleiding gegeven hebben.

Gratieverzoek Kloppers

Gemengd Nieuws
Op Het verzoek tot gratie, ingediend door Kloppers, betrokken in het proces-Bulkley, is afwijzend beschikt

zondag 12 december 2010

Gratie verzoek

De Arnhemsche Ct. meldt, dat mevrouw Bulkley zich wel heeft in arrest begeven om de haar opgelegde achttien maanden celstraf te ondergaan.

Mejuffrouw Schlingeman heeft zich met een request om gratie tot den Koninng gewend. Evenzoo Kloppers ; deze laatste bevindt zich sedert zijne arrestatie in September 1885 onafgebroken in hechtenis , 26 Januari 1886 werd hij door de rechtbank te Arnhem tot een jaar celstraf veroordeeld. Deze straf, sedert bevestigd, wordt gerekend te zijn ingegaan met den dag der eerste uitspraak, zoodat 26 Januari a. s. zjjn straftijd geheel verstreken zal zijn. Zelfs zou , bjj eene zoo uitvoerige procedure als in dit strafproces werd gevoerd, het geval zich hier zeer goed hebben kunuen voordoen, dat K., na bij einduitspraak te zjjn veroordeeld, terstond daarna in vrijheid zou moeten worden gesteld.

De vier maanden preventieve hechtenis , door K. ondergaan voor het eerste vonnis mogen echter volgens de strafwetgeving niet bij de opgelegde straf in mindering worden gebracht.

Nieuwstijdingen

25 juni 1886
Gistermiddag heeft Mevr. Bulkley zich naar Rotterdam begeven om aldaar hare straf te ondergaan.

Nader vernemen wij, dat Mevrouw Bulkley zich niet naar Rotterdam, maar naar Dordrecht heeft begeven, tot het ondergaan van hare straf in de celgevangenis.
Zij werd daarheen vergezeld door hare raadgevers, de advocaten Mr. Van Stipriaan Luïscius, Van Capelle en De Bas.

zaterdag 11 december 2010

Cassatieberoep verworpen

Gemengd Nieuws.
De Hooge Raad heeft heden verworpen het cassatieberoep van Mevr. Bulkley c. s. Zooals men zich herinnert, is door het Gerechtshof te Arnhem, bevestigende het vonnis dier rechtbank aldaar, Mevr. Bulkley tot 18 naanden, Kloppers tot 1 jaar en Mej. Schlingemann tot 45 dagen celstraf veroordeeld*

Het arrest van den Hoogen Raad, waarbij het cassatieberoep van Mevr. Bulkley en Kloppers is verworpen (zie Gemengd Nieuws) bevat in hoofdzaak het volgende:

Het eerste cassatiemiddel (het niet-toelaten van vragen aan getuigen door den Voorzitter der rechtbank) is ongegrond, ook omdat de requiranlen verzuimd hebben voor het Hof opnieuw die vragen te laten doen.

Het tweede middel (niet-opneming van art. 2 van het Wetboek van strafregt in het veroordeelend arrest) is mede ongegrond, omdat dit artikel noch qualificeert, noch straf bedreigt tegen het misdrijf, terwijl toch in die gevallen alleen opneming van den tekst der wet wordt geëischt.

Eindelijk het derde middel (dat er geen begin van uitvoering zou zijn en de handelingen van Noordhoff c. s. niet ten laste der beklaagden kunnen worden gebracht). Het arrest nu overweegt, dat art. 2 Code Penal, vorderde dat de poging tot misdaad, om strafbaar te zijn, tot eenig begin van uitvoering overgeslagen zij, niet opgeeft welke handelingen als zoodanig aan te merken zijn en dit ook niet doen kan, daar zulks voor elk feit noodwendig afhangt van de omstandigheden waar- onder het gepleegd wordt, over welker verband met het misdrijf door den rechter moet worden geoordeeld;— dat bepaaldelijk niet gevorderd wordt dat de bedoeling des daders uit de handeling zelven, afgescheiden van andere van elders bekende omstandiglieden, duidelijk voor derden kenbaar moet zijn; — dat volgens de wet alles hierop neerkomt, of door het uiterlijk bedrijf, niet het oog op een bepaald misdrijf ondernomen, het plegen van dat misdrijf werkelijk is aangevangen, terwijl het voor het bestaan van zoodanig alsdan strafbaar uiterlijk bedrijf onverschillig is of derden meer of min bekend met het opzet des daders met meerdere of mindere zekerheid konden waarnemen op welk bepaald misdrijf het opzet gericht was.

Dat, waar men te doen heeft met eene reeks van handelingen die met elkander in onverhreekbaar verband staan, en te zamen het misdrijf vormen, mag aangenomen worden dat er begin van uitvoering is zoodra eene dier handelingen volbracht wordt.
(Wordt vervolgd.)

woensdag 8 december 2010

Den Hoogen Raad vervolg

Poging tot ontvoering van kinderen te Apeldoorn.
In de zitting van den Hoogen Raad heeft heden Mr. A. V. L. Gregory, Advocaat-Generaal, conclusie genomen in de bekende zaak van Mevr. Bulkley c. s., betrekkelijk de poging tot kinderontvoering te Apeldoorn. Hulde brengende aan het pleidooi van den Heer Mr. Van Stipriaan Luïscius, meende Adv.-Gen., dat deze een minder gelukkig oogenblik had gehad, toen hij verklaarde dat de gezondheidstoestand van Mevr. Bulkley -dermate geschokt was, dat het ondergaan van hare Straf haar levenseinde zou zijn. Deze poging tot eene naptatio benevolentiae moet afstuiten op het bewustzijn van den Hoogen Raad, dat daardoor eene schrede zou worden gezet op verboden terrein. Het eerste cassatiemiddel achtte Adv.-Gen. ongegrond,omdat de weigering van vragen bij de rechtbank -niet is geschieddan na voorafgaande raadpleging van dat college door den Voorzitter. Ook het tweede middel bestreed Adv.-Gen., daar uitgemaakt is dat wel het veroordeelend vonnis moet bevatten den tekst van het artikel waarop de veroordeeling berust, maar niet van het artikel dat het misdrijf omschrijft. Eindelijk het derde middel. In den Oceaan van geschriften over de leer der poging, ging Adv.-Gen. af op het vertrouwbaar kompas van de rechtspraak va» den Hoogen Raad, welks jurisprudentie hy gepast en rationeel noemde, en waarbij hij alleen zich zou beroepen op de geschriften van Fransche schrijvers en de dissertatie vau Mr. Capadose in 1882, niet op het Rechtsgutachten van Dr. Bending, dat zeer sterk een Duitscben geest ademt, terwijl de Nederlandsche magistratuur, waar het de beoordeeling geldt van eene rechtsvraag, de voorlichting van buitenlanders kan ontberen.
Adv.-Gen. betoogde nu, dat waar de bedoeling bewezen is om een bepaald misdrijf te plegen, de quaestie van geheel feitelijken aard is en de cassatierechter zooveel mogelijk moet eerbiedigen de uitspraak van den judex facti.Dit was steeds geweest de leer van den Hoogen Raad, en ze was te meer gegrond, omdat het verschil tusschen begin van uitvoering en voorbereidende handelingen niet is aan te geven. De buitenlandsche schrijvers gaan in dit opzicht zelfs nog verder dan de leer van den Hoogen Raad. Adv.-Gen. beweerde overigens, dat wel degelijk uit de feiten blijkt, dat in casu het begin van uitvoering was aangevangen. Dat de feiten door Noordhoff c. s. zouden zijn bedreven, noemt Adv.-Gen. zeer scherpzinnig uitgedacht, maar een geheel verkeerde voorstelling. Zij waren manus ministrae, en welke hunne bedoeling was, is volmaakt onverschillig, daar zij niet waren de daders. Voor het mededaderschap wordt, naar de leer van den Hoogen Raad, vereischt de misdadige bedoeling, en die hadden Noordhoff c. s. niet. Derhalve waren zij manus ministrae, en dan is het geheel onverschillig of zij nog een andere bedoeling hadden, namelijk om de daders achter slot en grendel te brengen. Den last om Mr. Hoek aan te grijpen en onschadelijk te maken, hebben zij volbracht. Voor dien last zijn de requiranten verantwoordelijk, indien hunne bedoeling, om een misdrijf te plegen, bewezen is. Op de bedoeling der beklaagden komt het aan, niet op die van de manus ministrae. Adv.-Gen. achtte dus ook het derde middel ongegrond en concludeerde tot verwerping van het beroep en solidaire veroordeeling der requiranten in de kosten. De uitspraak is bepaald op Dinsdag 15 Juni.

zaterdag 4 december 2010

De Hooge Raad

Poging tot ontvoering van Kinderen te Apeldoorn.
De Hooge Raad, Strafkamer, behandelde heden, voor tal van Rechtsgeleerden, het cassatieberoep van Mevr. Bulkley en Kloppers, veroordeeld wegens poging tot kinderontvoering. Raadsheer Feith rapporteerde. Advocaat Van Stipriaan Luisgius trad voor requiranten op. Hoewel inmenging van grootouders tusschen vader en kinderen afkeurende, stelde hij zich in zijne pleitrede allereerst ten doel het licht te werpen op de edele drijfveeren en het goede doel van Mevrouw Bulkley, dat van te zijn tweede moeder voor de moederlooze kinderen. Tot staving schetste pleiter persoon en karakter van deze vrouw, die, naar zijne overtuiging, de 18 maanden celstraf, die zij bij eind-veroordeeling wil ondergaan, niet zou uithouden, maar in de gevangenis haar leven eindigen; een te zware straf voor haar overdreven plichtbesef. Pleiter ontwikkelde drie cassatiemiddelen: het eerste is gericht tegen het weigeren van vragen aan de getuigen op verzoek der verdediging, het tweede betreft de verzwijging van de toegepaste strafbepaling in de veroordelende uitspraak, en in het derde, hoofdmiddel, wordt betoogd, dat de handelingen niet opleverden betreffende uitvoering der misdaad en de handelingen van politie en justitie niet ten laste van beklaagden zijn te brengen .Pleiter stelde daarbij vooral in licht, dat de daad door het achttal gepleegd, juist bedoelde niet uittevoeren de last van requiranten en de politie geen oogenblik dacht aan serieuse uitvoering van het misdrijf vervat in art. 354. Moge dit comediespel niet geschikt zij het prestige der politie te verhoogen, de requiranten kunnen daarvan niet de slachtoffers zijn. De Adv. Gen. Mr. Gregory zal Maandag 17 Mei conclusie nemen.

Cassatie

Het Cassatie-beroep van Mevr. Bulkley zal Woensdag den 5 Mei voor den Hoogen Raad worden behandeld.'

vrijdag 3 december 2010

Wegvoering van een kind uit Edam

Men schrijft uit Edam het volgende aan De Standaard:
Het drama Bulkley, nog versch in aller geheugen liggend en nauwelijks afgespeeld, heeft hier, zij 't op minder groote schaal en met minder vertoon, zijn evenknie gevonden. Het echtpaar W. torste reeds sedert jaren de huwelijksketen, die, hoe zwaar ook soms, hier in al haar gewicht gevoeld werd en aan vrouw en man beiden een ondragelijken last oplegde. Hoezeer toch de echtelieden hun kinderen als de appels hunner oogen beminden, was er niets ter wereld in staat om de tusschen beide bestaande kloof te dempen of de verbittering eenigermate te verminderen. Ten slotte besloten ze van elkander te gaan; doch wat, met de kinderen aan te vangen?

»De man nam de twee oudste jongens mee naar zijn ouders, liet het jongste kind zijn vrouw ter verzorging over en verbood haar, ooit naar de anderen te komen zien.

»Doch de liefde der moeder was te sterk, dan dat zij zich door een dergelijk verbod zou laten weerhouden. **

«Terwijl 'zij zich, om in het onderhoud van haar en haar kind te voorzien, beijverde op eerlijke wijze haar brood te verdienen, en o. a. les gaf in de handwerken, stierf de vader van haar man, en werd ook deze, evenals de twee kinderen, die hij bij zich had, ziek. Zoodra dit der moeder ter oore kwam, spoedde zij zich in noodweer en koude naar Edam, om haar kinderen te zien, doch dit werd geweigerd. De man herstelde intusschen, ook de kinderen, die weder de bewaarschool te Edam bezoeken. Op zekeren dag kwam de moeder de kinderen op den weg naar de school tegen; zij grijpt het oudste van hen, en loopt, alsof de dood haar op de hielen zat, den weg naar Monnikendam op. W., onderricht geworden van het gebeurde, begeeft zich naar den burgemeester die afwezig is — wat niemand zal verwonderen, als men weet, dat de goede man maar éen lichaam heeft en vele functien bekleedt, o. a. die van schoolopziener — en gaat zijn vrouw na, vergezeld van den politieagent D., die het evenwel beter vond een juist vertrekkende postkar te bestijgen en het rijdende te doen. Dit had tengevolge, dat de vrouw met het kind spoedig werd ingehaald. De politieagent dorst haar evenwel niet arresteeren; hij vroeg alleen het kind of het bij zijn moeder wilde blijven, en op het toestemmend antwoord, liet D. de vrouw haars weegs gaan, die terstond door eenige particulieren, welke W., uit vrees voor onheilen, waren gevolgd, werd ondersteund en verzorgd. W. moest onverrichterzake terugkeeren naar Edam, en moet daar als een bezetene hebben geraasd, omdat er niemand was, die hem (naar hij meende) recht kon verschaffen.

»Wat de gevolgen dezer zaak zullen zijn, valt nog niet te zeggen, en of de rechter er in betrokken zal worden, evenmin.ee

ln het Standaard-verhaal over de wegvoering van een kind uit Edam door de moeder,werd gezegd »dat het drama-Bulkley hier zijn evenknie gevonden heefu Dit vindt het te Edam verschijnende N. Holl. WMd. wat kras, en het zegt verder:

Het drama Bulkley Het is om van te ijzen! Het verschil tusschen beide drama's is waarlijk te groot. Daar een grootmoeder die eenige kinderen wil ontvoeren van den vader-weduwnaar, hier een moeder die éen zoontje medeneemt. Daar een dagen lang vooruit beraamd complot, met voor grof geld gehuurde medehelpers, vergiftiging van een hond, peper om in de oogen te strooien; hier een vrouw en een meisje zonder iets van dit alles. Daar de ure van middernacht, hier de klaarlichte dag. Daar een huis waarin met list toegang moest gezocht worden, hier de voor ieder open liggende openbare straat; daar een afgehuurd stoomschip om de zee mede over te steken, hier een wandeling naar een bekend adres in een bekend naburig stedeke. . . .! Eer er nevens de Leidsche giftmengster of het »Apeldoomsche« drama, een »Edamsche« kinderroof in de gesohiedboeken kan opgeteekend worden, moet er meer gebeuren; wat, hopen wij, nooit gebeuren zal.

donderdag 2 december 2010

advertentie

Het uitvoerig verslag met Pleidooien van Openbaar Ministerie en Verdediger in de zaak: Poging tot ontvoering van minderjarige Kinderen- Zaak van Mevrouw de Wed. BULKLEY, P. J. A. KLOPPERS en Mejuffrouw SCHLINGEMANN, komt voor in het heden verschenen nummer van het 'PALEIS VAN JUSTITIE met Bijvoegsel. Prijs per kwartaal
ƒ 1.25, franco per post ƒ 1,40. Bureau: 70 Rokin, Amsterdam. M. M. OLIVIER, Uitgever

Rijkstelegraaf

De Rijks telegraaf te Arnhem heeft — naar de Arnh. Ct. mededeelt — gedurende het proces Bulkley de handen vol gehad.
Alleen aan telegrammen naar de verschillende dagbladenwerden overgeseind: den 12 Januari 11,335 woorden,
den 13 Jan. 14,076, den 14 Jan. 10,597, den 15 Jan. 5,350, te zamen 41,358 woorden.
Het eerste dagbladtelegram werd elken dag aangeboden te ongeveer helf twaalf, het laatste was gewoonlijk voor 5 uren overgeseind. Toch hebben de andere telegrammen geen noemenswaardige vertraging ondervonden.